Siem Reap: Afgetrainde billen, een Geëxplodeerde band en Orgies op de maan

13 juli 2015 - Siem Reap, Cambodja

Mocht je richting Zuid-Oost Azië gaan in de hoop wat authentieks te zien dan is het raadzaam om de steden te vermijden. Deze lijken hier bovendien zoveel op elkaar dat het af en toe, na een stevige zuipavond lastig is om erachter te komen in welke je ook alweer zit. Als je er één hebt gezien, heb je ze allemaal gezien. Niet echt de moeite waard dus. 
Tenzij je natuurlijk gek bent op met smog vervuilde lucht, blerende TukTuk chauffeurs, scooters, rossebuurtjes, corrupte agenten, foute bankgebouwen, zuipende toeristen, kreupele zwerfhonden, grote verschillen tussen arm en rijk en heel veel vuilnis en puin. Blijf dan vooral gemakzuchtig de tussen de steden pendelende bussen pakken. 
En andere reden kan zijn dat je wilt zien hoe Nederland eruit ziet vijf jaar nadat er een bom op is gevallen en de temperatuur drastisch is gestegen. 
Hoe vermijd je de steden? Heel simpel: Koop of huur een fiets, motor/scooter of pap aan met een local.

In Thailand heb ik – vooral dankzij m’n werk daar – veel van het land, de cultuur en de mensen gezien en daardoor een goed beeld kunnen vormen als zodanig. Eentje die niet gebaseerd is op een paar toeristische trekpleisters zoals een ritje op een olifant in ChangMai, een duikles in Koh Tao, een fullmoon party in Koh Phang yang, een avondje uit in Patong, olifantenbroeken kopen op Kho San Road en een dagje op het strand in Krabi of op Koh Samui. No offense!
Hier in Cambodja ben ik beperkt tot de standaard route Siem Reap > Phnom Penh > Sihanoukville > Kampot > Kep. Een belangrijke reden hiervoor is dat ik te lui ben geweest om een stash malariapillen mee te nemen. Een ziekte die nog steeds prevalent is in de provincies van dit land. 
Daarnaast niet de tijd, ervaring en voorbereiding om hier op een tweewieler te springen. Die bovendien nog van goeie kwaliteit moet zijn gezien de povere staat van de wegen. 
Tot slot ben ik ook gewoon doodsbang om door een achtergebleven Khmer Rouge strijder te worden gechopt als een kokosnoot. Voorlopig dus nog maar even tussen de rugzaktoeristen in de bus zitten.

Na in Bangkok m’n neefje en z’n bilmaat te hebben uitgezwaait een hotelletje gezocht naast het treinstation. De volgende dag zou ik namelijk vroeg in de ochtend de trein naar Aranya Prathet pakken. Vanuit dit stadje, wat vlakbij de grens met Cambodja ligt, een lokaal busje gepakt naar de grens. Hier met twee Engelse heren die ik in de trein had ontmoet ons best gedaan om niet opgelicht te worden bij het passeren van de grens. Iets wat voor ongeveer 33 dollar aardig gelukt leek te zijn. 
Vervolgens vanuit de Cambodiaanse grens- en gokstad Poipet een bus gepakt naar Siem Reap waar we aan het eind van de middag aankwamen. Het tuig van de busmaatschappij zet je bij ‘aankomst’ ergens drie kilometer buiten de stad af in een steegje vol TukTuk chauffeurs met dollartekens in hun ogen. 
Helaas voor hun wil ik geen TukTuk maar FukFuk. En mijn oppervlakkige, seksistische en banale kijk op de wereld vertelt me dat ik daar minder snel voor in aanmerking kom met een onafgetrainde blubber-reet. De twee Engelse heren deelden deze filosofie en met z’n drieën begonnen we aan een driekwartier durende wandeling naar het centrum. 

Nadat ik een guesthousje had gevonden, ging ik later die dag op bezoek bij m’n nieuwe wandelmaatjes die verbleven in het hippe, decadente, met zwembad uitgeruste ‘backpackers’-hostel wat luistert naar de naam ‘Mad Monkey’.  Nou ok, stiekem wou ik hier gewoon m’n speedo uitproberen en me op het dakterras even lekker klemzuipen tussen wat USA sletjes ‘OoohmyGod, that’s awesome!’. En wat betreft die FukFuk? Laten we zeggen dat ik geen LukLuk had.

Het eerste wat opvalt bij het binnenkomen van Cambodja is dat het er vele male armer is dan Thailand. Mensen wassen zich in modderpoeltjes, het land wordt bewerkt met een koe inplaats van een traktor, bij gebrek aan scooter wordt door velen op barrels gefietst en dode varkens worden opgestapeld achterop de scooter vervoerd. Daarnaast is het er een stuk ranziger overal, de auto’s en bussen zijn oude afgedankte modellen, veel mensen lopen in armoeige afgedankte kleding en de wegen zijn slecht. 
Het land ziet eruit alsof er nog niet zo lang geleden een bom op is gevallen: overal ligt puin. De sporen van de genocide en de bijkomende vernietiging van grote delen van het land door het oude regime zijn sterk merkbaar. Zwerfkindjes eten de restjes van de boorden bij de wegrestaurants op en door landmijnen geamputeerde bedelaars weten op wonderbaarlijke wijze dollarbriefjes tussen hun twee stompjes te klemmen en in hun zak te stoppen.

De tempels van Ankor, wat ware bouwkundige, architectonische, technische en stedebouwkundige meesterwerken zijn, hebben een grote indruk op me gemaakt en heb er dan ook zoveel mogelijk bezocht met de drie-dagen pas die ik had aangeschaft. Op de tweede dag helaas wel een lekke band gekregen. Om precies te zijn een geëxplodeerde band. Toen ik wat rijst aan het wegwerken was in een restaurantje bij de ingang van de Preah Kahn tempel hoorde we ineens een harde knal. De verkopers en bewakers moesten erg lachen, ik dit keer zelf niet zo. Helaas stond ik ook nog eens bij één van de noordelijk meest afgelegen tempels. Bij gebrek aan een beter idee begon ik dus maar met de fiets aan de hand te lopen. Na een paar honderd meter stopte er een klein meisje op een scooter bij wie ik achterop mocht. Door de taalbarriere had ik geen idee waar ze me precies heen bracht maar we reden in ieder geval richting de stad. 

Ik had tijdens het rijden het stuur van de fiets in m’n rechter hand en ging door een hel. We reden door de één na de andere kuil en de fiets stuiterde heftig mee. Bij elke kuil vloog de achterband omhoog en moest ik maar hopen dat deze bij de landing niet dwars op de weg terechtkwam. Het meisje had blijkbaar haast en voerde het tempo op. De fiets, die toch al niet van al te beste kwaliteit was, ging harder rammelen en van de geëxplodeerde band was weinig over. Mijn handpalm werd pijnlijker en tot twee keer toe ging het bijna mis waarbij we de berm in reden en we bomen en makaken op een haar na miste. Ze minderde op die momenten vaart en wonder boven wonder kreeg ik de fiets toch nog onder controle. Net toen ik dacht dat m’n inmiddels bebloede hand het niet meer hield stopte we bij een repareerstalletje waar een clubje jongens rondom een oud tv’tje zat. Na wat onderhandelen werd er voor zo’n 8 dollar binnen no-time een niewe binnen- en buitenband opgezet. 

De moeite die verkopers hier doen om een flesje water of iets anders lulligs aan je verkopen is ongekend. Het liefst vragen ze er natuurlijk zoveel mogelijk voor. En terecht. Je kan het altijd proberen. De regio lijkt de afgelopen jaren zo ongezond afhankelijk geworden te zijn van het toerisme dat de tempels komt bezoeken. Iets wat in het laagseizoen des te meer opvallend is. Ik heb tijdens het fietsen vrouwtjes met eetmenu’s van een afstand van meer dan 100 meter aan zien komen rennen om me vervolgens nog een tijd te voet bij te houden. Elke 10 meter ging de prijs met een dollar omlaag. Met de TukTuk chauffeurs gaat het niet veel anders, ‘My friend!’. Ik voel me hier als die jongens uit de AXE-reclame, maar inplaats van aantrekkelijke vrouwen wordt ik achtervolgd door hordes werkloze scooterrijdende khmer mannetjes. Weer verderop probeerde een vrouw de paar toeristen die langskwamen lopen boekjes te verkopen. Onderwijl lag er een baby iets verderop in een hangmat te huilen, waar ze elke keer weer naar op en neer moest rennen. Hier moest ik op mijn beurt weer om huilen.

Later die avond, vanuit de rooftopbar van MadMonkey, keek ik uit over het arme Siem Reap en ik voelde me schuldig. Onterecht bevoorrecht.  

Toen opa’s en oma’s op vakantie gingen, gingen ze voor een paar dagen naar een naburig recreatieplasje. Op zo’n reisje namen ze een grote fles aanmaaklimonade mee, een stel boterhammen en zakjes zelfgemaakte soep van moeders. Onder ‘naar de klote gaan’ werd toen verstaan een shotje pure limo, die opa tot grote bewondering van oma en zonder een kick te geven, in één keer achterover sloeg. Langer dan een week gingen ze niet! Maandag werden ze immers gewoon weer achter hun typemachine of zaagbank verwacht. Achteraf hadden ze geen foto’s. In plaats daarvan een flauwe aldaar verzonnen mop of een paar opgedikte verhalen over een lekke boot, een storm, een kapotte tent, een verloren zwembroek.

Onze ouders gingen in een eend of kever naar Frankrijk voor een periode van twee of soms zelf drie weken! Iets waar ze als beginnend ambtenaar met een kruimelsalaris nog hard voor moesten sparen. Graaien in de publieke sector was toen nog heel ongebruikelijk.
Hoogtepunt van de reis was de aanschaf van een fles wijn om deze diezelfde avond nog voor de tent tot de laatste druppel op te drinken. Om tot slot aangeschoten onder het tentdoek te kruipen en giechelend het luchtbedje leeg te krikken. Eenmaal terug in Nederland hadden ze een rolletje analoog geschoten vakantiefoto’s om op een verjaardag aan het thuisfront te laten zien. 
Toen het bezoek weg was vroegen ze zich echter wel af hoeveel mensen het echt leuk vonden. Was het vergelijkbaar met de waardering die Jan en Tini ontvingen toen zij hun foto’s lieten zien op hun verjaardag? Het enthousiasme was moeilijk kwantificeerbaar. Het ‘vind ik leuk’-knopje was er immers nog niet.

Onze generatie gaat, dankzij de steeds beter betaalbare burgerluchtvaart, verder weg. Azië is de meest voor de hand liggende bestemming vanwege de vriendelijke mensen en lage prijzen. Zuid-Amerika kan ook maar daar moet je basis Spaans kunnen spreken en de kans dat je berooft en gestabt wordt in de straten van Rio schijnt een stuk groter te zijn. Als je twee of drie weekjes weggaat snap je er niks van. Drie tot negen maanden is de norm. Vaak gerechtvaardigd met cliché-excuusjes als ‘Ik moet mezelf uitvinden’ of ‘Ik wil erachter komen wat ik wil in m’n leven’. Ik hoef jullie hoop ik niet uit te leggen dat dit misplaatste interessantdoenerij is. Het meerendeel komt er vooral achter dat ze hopeloze hedonisten zijn. 

Jongens proberen een Thais hoertje uit en meisjes laten zich op het strand volblaffen door bonkige Australiërs. Dit alles onder het genot van veel wiet, bier, diareeverwekkende bucket-cocktails en xtc van de lokale eilandmaffia. De rest van de tijd staat in het teken van uitbrakken, buszitten en foto’s maken van zonsondergangen. Laatstgenoemde kiekjes zijn de volgende dag, voorzien van honderen ‘vind ik leuks’, alweer terug te vinden op hun facebookprofiel.
Deze drukke setting biedt misschien weinig ruimte voor een goed gesprek maar ach, idealistisch gelul daar is de situatie te uitzichtloos voor en heeft niemand meer zin in. ‘We zijn met teveel..’ ‘Gewoon zuipen gek!’

Veel backpackers doen een poging, trekken met hun volgevroten patathoofd een doordachte blik en komen dan met teksten als: ‘Het is zo kicken om je zo vrij te voelen, ergens aan te komen en dan maar een plek zien te vinden om te overnachten!’, ‘Ik ben een stuk zelfstandiger geworden!’ Lulkoek. Zolang je maar genoeg glijmiddel (lees: geld) meeneemt, is er geen kunst aan. Vrijwel elk dorpje beschikt over guesthouses, winkels en ATM’s. Het enige wat je nodig hebt is een volgespaarde pinpas om stoer in de arme aziaat z’n gezicht te kunnen wapperen: “Rijden met die TukTuk!”

Ik vraag me af of de volgende generatie deze exponentiële trend gaatdoorzetten. Wat gaat het worden? Een paar lichtjaren weg naar het Synicon 2 sterrencluster? Even een intergalactische orgie met Ozor aliëns op één van Jupiters manen? Vertrekken de dames massaal naar de Sagan-komeet waar een sexy marsman met 20 penissen op leeft die metorieten-MDMA uitdeelt? Of gaan we speciaal naar planet Xirunex omdat daar 8 zonnen en 15 manen te zien zijn?

Tot die tijd moeten we ons nog even tevreden stemmen met de wereldreizen op planeet aarde. Het zal hoe dan ook iets blijven wat alleen is weggelegd voor de elite. Zo blijkt ook hier maar weer: In deze wereld ben je vrij! Voorzover je portomonnee dat toelaat.

Er wordt ons nog weleens wijsgemaakt dat we vrij zijn, kunnen bereiken wat we willen en dat we over onbeperkte mobiliteit beschikken. Dit lijkt niet helemaal waar in een vrije markt complex waar bepaalde mensen als een systeemconsequentie aan de macht komen met daarbij als kernkarakteristiek het onderscheid tussen eigenaren en werkers. Binnen die vergelijking worden je opties erg beperkt naarmate je je lager bevindt op de gestratificeerde ladder. En als je tot de meerderheid van de mensen behoort die in dat lagere platform leven is je vrijheid gelimiteerd, je toegang tot gezondheidszorg beperkt en statistici kunnen je vertellen dat de kans op sociale elevatie beperkt is. 
Wat voor vrijheid verwachten we? Mensen weten alleen wat ze zien en voelen en zijn gebrainwashed te denken dat de mogelijkheid tot het kopen van veertig verschillende chips vrijheid is. 

Echte vrijheid zou voor mij zijn om verlost te zijn van het eigendoms-systeem. Om me te kunnen verplaatsen zonder afhankelijk te zijn van ‘eigenaren’. Voor mij is vrijheid niet het vergaren van spullen en dingen telkens een waarde geven wat we doen in het archaïsche systeem waar we nu mee werken (wat de planeet en de menselijke psyche kapot maakt). Ik denk, mochten we het ooit bereiken, dat ware vrijheid in de toekomst zal zijn dat iemand geen eigendom maar toegang heeft.

Hey Boaz, leuke blog, vuile communist!

Foto’s