Changmai deel 2: een Schorpioen, Streber-reizigers en Olifantje rijden

26 mei 2015 - Chiang Mai, Thailand

Tijdens een nachtelijk uitstapje van mijn kamer naar het toilet (waarschijnlijk als gevolg van te veel Chang bier) ging ik bijna op een zwarte schorpioen staan. Ik zag dat die z’n staart al begon te richten maar ontweek hem gelukkig net op tijd. Aan een franse jongen die net daarna langskwam en onderweg was naar de gezamelijke ruimte waar iedereen aan het WiFi-infuus ligt, vroeg ik of die de Thaise bewaker er even bij kon halen. In plaats daarvan kwam die even later terug met al z’n reismaatjes. Deze gingen er massaal met hun mobieltjes boven hangen om – je raad het al – foto’s te maken. Zelf ben ik ook zo’n smartphone freak die alles vastlegt en rondstuurt, dus ik greep meteen m’n kans door ook maar een foto’tje te maken van het enorme slagschip aan de achterzijde van één van de voorovergebogen dames. Nu we toch met z’n allen de wonderen der natuur aan het vastleggen zijn..

Voor de rest gewoon rustig kunnen slapen want een Thai heeft iets later met een stalen buis op het beest staan inraggen waardoor die, dood dat die was, niet meer onder m’n deur kon doorkruipen. Niet dat ik nu per se veel nachtrust nodig had want er stond verder niks actiefs op het programma die dag. De meest luie backpacker die ik tot nu toe ben tegengekomen ben ik vrees ik nog steeds zelf. De overgrote meerderheid zijn echte streber reizers. Meemaaksletten die in hoog tempo, druk met hun iphone fotograferend, van hot naar her denderen. Nog geen drie uur nadat ze zijn aangekomen wordt de bus voor morgen al geboekt. 'Ben je hier nou nog?‘, vraagt een Nederlands meisje die ik een paar dagen eerder in hetzelfde guesthousearrow-10x10.png sprak vol verontwaardiging. ’Ik ben inmiddels op en neer naar Pai geweest!’, zegt ze trots. Met een ernstig hoofd ratel ik wat excuusjes op maar eigenlijk ben ik aan het liegen en moet ik gewoon eerlijk zijn. Ik ben een lowlife.

De straten zijn al een tijdje opvallend rustig. In de restaurants draait muziek en loopt personeel maar er zit geen hond, TukTuk-chauffeurs hangen verveeld op hun bankjes, masseuses drukken op smartphoneschermpjes in plaats van op wit westers vlees en hoertjes zuigen aan peukjes in plaats van oude bierplassers. ’Low-season’, roepen ze licht geërgerd als je vraagt wat er aan de hand is. Aan deze faaltoerist hebben ze ook niks. Na vier maanden Thailand pas één TukTuk genomen, nul massages gehad en geen één hoer aangeduwd. Loser.

In de middag eerst een boekenwinkel opgezocht en nog geslaagd ook: een dikke pil van Jared Diamond die ik nog niet gelezen had. Niet verkeerd. Ik kan me maar beter goed voorbereiden op Cambodja. Dat soort derde wereldlanden staan nou niet bepaald bekend om hun goeie boekenwinkels. Meteen erna nog even pasfoto laten maken in voorbereiding op het bij de grens nog aan te vragen visum voor eerdergenoemd land. Ook in deze winkel was op één werkneemster na niemand te bekennen. Deze dame bleek een gedreven Photoshopper te zijn. Nadat ze eerst alleen de achtergrond wit had gemaakt vroeg ik of ze het programma ook nog voor andere dingen gebruikte. Die opmerking maakte de nerd in haar los en de één na de andere corrigeertechniek trok ze uit de kast. Ik kreeg de VIP-behandeling: M’n hoofd werd wat geroteerd, uitstekende haartjes werden ingekort, rode pukkeltjes weggeveegd en beginnende rimpeltjes glad getrokken. Ik kwam uit de printer als een jonge god. Cambodja, Justin Bieber is coming your way!

Waar ikzelf niet aan heb deelgenomen maar waar veel toeristen voor naar Changmai komen zijn de tripjes naar het omliggende landschap. Deze worden meestal georganiseerd door talloze bureautjes en men legt er – naar Thaise maatstaven – een fortuin voor neer. Op zo’n excusie wordt allereerst wat door de jungle gewandeld om vervolgens een ’authentiek’ dorpje met dito marktje aan te doen. ’s Avonds slaapt men in een primitief hutje waarna de volgende ochtend op een bootje een stukje rivier wordt afgedreven. Men sluit af met wat voor velen het hoogtepunt is van de reis: olifantje rijden. Iets wat helaas nog steeds big business is in Thailand..

Vroeger, toen Thailand nog een primitieve samenleving was zonder machines, was het temmen van de olifant een noodzakelijk iets om oa. boomstammen te verplaatsen. Vanwege dit historische belang wordt het beest in de Thaise cultuur verafgod en overal, van religieuze gebouwen tot aan confectiekleding, afgebeeld. Als je er zoveel respect voor hebt, laat ze dan lekker in het wild leven, waar ze horen. Nou ok, voor de Thai snap ik het wel waarom ze ze blijven temmen. Men moet gewoon brood op de plank zien te brengen. Of in hun geval: rijst in de kom en een goed functionerende scooter voor de deur.

Tegenwoordig worden er veel ethische bezwaren aangehaald m.b.t. het gebruik van dieren met complexere hersenstructuren (en bijkomend complex sociaal gedrag) voor vermaak, als huisdier of voor in laboratoria. Dit bezwaar gaat nog zwaarder wegen als het gebruik in kwestie leidt tot intens fysiek en/of mentaal lijden. Dankzij een een groeiend aantal studies naar de natuur en mechanismes van de perceptie en intelligentie van dieren, erkennen de meeste mensen dat dieren, met uitzondering van de meest primitieve niet-menselijke dieren, pijn ondervinden en dat 'hogere dieren‘ emoties delen die gelijk zijn aan menselijke emoties en die we categoriseren als bijvoorbeeld: plezier, verdriet, angst of spijt. Ondanks dat gaan een hoop toeristen op een mishandelde olifant zitten. Dit heeft vaak te maken met dat ze geen idee wat er voor nodig is om deze beesten te temmen (Ga ik hier maar verder niet op in). Vaak wordt het gerationaliseerd met het argument dat het cultuur, gebruik of traditie is. Een beetje zoals de meeste Duitsers ten tijde van WOII. Die hadden ook geen idée hoe het er in de concentratiekampen precies aan toe ging.

We worden gestimuleerd om onze natuurlijke empathie voor dieren te onderdrukken en er wordt ons geleerd dat pijn en de gevoelens van een dier anders zijn dan die van ons – voor het geval ze überhaupt aanwezig in. Blijkbaar kan het gerechtvaardigd worden omdat het de mens zijn plezier en dus geluk verhoogt. Het geluk van die ene diersoort die zich laat kenmerken door haar verfijnde capaciteit voor empathie, compassie en begrip. Eigenschappen waarvan we claimen dat ze kenmerkend zijn voor onze soort. Als typisch menselijk..

Foto’s