On the road again: de Backpackerslook, Khao Sok en een Corrupte agent

14 mei 2015 - Khao Sok, Thailand

1 mei: m’n laatste dag bij de gibbons zit erop. Ik begon me al te veel  te verheugen op de 3,5 maand reizen door de rest van deze rommellanden dus ben toch vooral blij om dit project voorlopig te laten voor wat het is en m’n bestaan als schijnzwerver weer op te pakken: ‘The road is my home mennnn!’.

Wat ik het meest ga missen is het werk met de gibbons en een aantal Thaise colega’s (Roch, Yan, Dee) waar ik elke dag weer veel lol mee had. Aan de andre kant is het fijn om het saaie dorp Bang Rong en het klagende en vingerwijzende vrijwilligersbestand voorlopig vaarwel te zeggen. Het laatste met als reden dat ik nu (hypocriet dat ik ben) weer gerust een hormonal stuk fabrieksvlees kan eten zonder verdere discussie en dat ik, zonder te rekenen op veel verontwaardigde blikken, weer een pot Nutella – wat vol schijnt te zitten met palmolie en dus ontbossing bevorderd – in huis mag halen.

De Thaise cuisine is één van de beste ter wereld! Is wat iedereen roept als je deze kant p gaat en waar menig reisbureau druk mee adverteert. Ze vergeten er alleen bij te vermelden dat het er qua hygiene, nog weleens bij inschiet: Vele stof en roetwolken, afkomstig van de voorbijrazende wagens, vliegen de open keukens van de miljoenen wegrestaurants en kookkarren in, gekko’s die aan de plafonds plakken poepen in wokpannen, frituurolie is onbeperkt houdbaar, barbeknoeien doet men uitsluitend op roestige roosters en badkamers zijn soms moeilijk van keukens te onderscheiden. Ach, ondanks dit alles heb ik er nu al vier diareeloze maanden opzitten en loop ik – voorzover ik weet – nog lintwormvrij door de straten. Daarnaast maken de Thai een kerngezonde indruk. Blijkbaar heeft men hier de perfecte balans gevonden tussen luiheid en opgeruimdheid en het meerendeel van ons zullen ze ons dan ook wel zien als een stel aan smetvrees lijdende nervo’s. Van die types die al gaan gillen als ze een gekko’tje zien. Desalniettemin blijft het toppunt van ranzigheid hier nog steeds uit het westen komen: Namelijk die vieze backpackgekkies.

Om vandaag de dag nog indruk te maken in de backpackersscene moet je van goede huize komen. Bijna vier maanden in de jungle hebben mij helaas niet het stoere half door apen verminkte Rambo lijf en gezicht gegeven waar ik stiekem op gehoopt had, dus misschien moet ik er maar als  een bereisde backbacker uit gaan zien om er alsnog een beetje bij te horen. Zo’n hippe en stoere baard kan ik, vanwege een onfortuinlijke genetische configuratie, in ieder geval wel vergeten en van dat beetje haar op m’n kin kan ik nog geen eens een volwaardige sik maken. Misschien moet ik het zoeken bij het zetten van dreadlocks alhoewel dat ook lastig gaat met een steeds kaler wordend hoofd. Of dan toch maar een piercing en tattoo’s shop binnen lopen en snel wat leuke sjabloontjes uitzoeken. Dat verhaal erbij verzin ik later wel. Wat ik n ieder geval kan doen is snel een stel jezussandalen halen, zo’n gekleurde hobbezakbroek (om wiet in te verstoppen?) kopen en een afgetrapt oversized hemd op de kop tikken. Andere opties zijn: boedist worden, een exotisch instrument bespelen of carriere maken als vuurspuwer. Ik laat het jullie weten. Voorlopig moet ik nog even genoegen nemen met m’n verschijning als oninteressante, ongepiercde en ongetattoeëerde boerenpummel.

Voordat ik me zou gaan aansluiten bij deze stroom lonely planet clichés ging ik nog een weekje met mijn ouders in een pickup wat door Thailand rijden. Deze zijn me op mijn laatste werkdag komen opzoeken en hebben me daarna meegenomen naar het noorden, terug naar Bangkok. Onderweg zijn we eerst in Khao Sok gestopt: een groot nationaal park met eindeloos veel puntvormige rotsen die als enorme versteende raketkoppen uit een immens stuwmeer naar boven komen zetten. Hier heeft een gidsje ons met een groepje doorheen gevaren om achtereenvolgens een stuk door de jungle te ‘hiken’. Hoogtepunt van deze toch te voet was het bezoek aan een honderden meters lange grot die half onder water stond en waar het gezelschap met een hoofdzaklamp vervolgens tot borsthoogte (met gevaar voor eigen leven) doorheen moest banjeren. Mijn vader leek onder de indruk van, zo zei hij, dit surrealistische landschap met allemaal stoere mannen die onverstaanbare klanken uitstoten. Soms in het Engels zoals toen hij kopje onder ging in de spelonken die onder water staan en de gids hem verzekerde: ‘No wet, no fun we say in Thailand’. Hij was wel enigzins teleurgesteld dat die het daarmee moest doen. De verdere aandacht van de gids ging namelijk uit naar de dames in het gezelschap.

De dagen daaropvolgend hebben we onze route naar het noorden voortgezet met als tussenstops: een kustplaatsje ergens onder Hua Hin, Kantabachuri met haar bekende Birma-spoorlijnbrug over de Kwai rivier en de oude hoofdstad Ayuthaya waar nog een hoop te bezichtigen tempelruïnes staan. Deze restanten hebben we, in tegenstelling tot de meerderheid van de toeristen, niet op de rug van een mishandelde olifant, maar – als echte Hollanders – op de fiets verkend. Onze laatste avond hebben we mooi kunnen afsluiten met live muziek en de gebruikelijke, door de bediening nauwelijks aan te slepen hoeveelheid Chang biertjes.

De volgende dag, toen we op zoek naar hotelarrow-10x10.png ergens half verdwaald raakten in de verkeerschaos van Bangkok, werden we bij een rotonde aangehouden door een agent. Deze begon, na een korte inspectie van het rijbewijs, een bon uit te schrijven. Al gauw trokken we de niet zo feestelijke conclusie dat hier waarschijnlijk een poging tot afpersing werd gedaan. We hadden immers geen verkeersregels overtreden. Het enige voor ons leesbare op de bon was een met pen neergekladderde één met drie nullen erachter. Het enige in Engels verstaanbare wat die uit z’n strot kon krijgen was het overduidelijke dreigement dat we mee moesten naar het politiebureau.

De meerderheid van het gezelschap (mijn moeder en ik) zag dit niet zo zitten. Thaise autoriteiten staan immers niet direct bekend om hun vriendelijke, goed luisterende, goed Engelssprekende, diplomatieke en begripvolle aanpak. In tegendeel, ze worden eerder geassocieerd met veel machtsvertoon en corruptie (sorrie voor het gegeraliseer maar zo gaat dat op deze blog). Dit alles in overweging nemende namen we al gauw het besluit om te proberen wat cash te overhandigen om zo snel van het gezeur af te zijn.

Mijn moeder trad op als getalenteerd onderhandelaarster: Zei met puppyogen vanaf de achterbank dat we nog maar 500 Baht hadden, legde dit geld in de opgevouwen bekeuringsbon en gaf deze via mijn vader aan de agent, dit op zijn beurt knikte en gebaarde dat we door mochten rijden. Mijn vader had achteraf nog wat praatjes over dat die het best formeel op het politiebureau had willen afhandelen maar zich neerlegde bij de wens van de democratische meerderheid. Echter toen de rust iets later was wedergekeerd was ook hij stiekem blij dat die nu de volgende dag gewoon in het vliegtuig naar Schiphol zou zitten inplaats van in een obscuur politiebureautje in Bangkok.

Het was voor het eerst dat ik corruptie, waar ik zoveel over gehoord en gelezen had, van zo dichtbij meemaakte. Ik had niet verwacht dat het eerste dreigement van deze reis afkomstig zou zijn van een politie-agent: iemand die iemand die onschuldige mensen zonder reden bedreigd zou moeten arresteren. Hijzelf dus. Het is de eerste onvriendelijke aziaat die ik tijdens deze reis heb ontmoet en hij had niet eens een goede reden om onvriendelijk te zijn. Een bewijs dat zelfzuchtige mensen gemaakt worden door hun omgeving.

Velen roepen vaak stoer dat mensen van nature zelfzuchtige wezens zijn: ‘De menselijke natuur is nou eenmaal competetief!’ De menselijke natuur is heel veel dingen. Onze neurale plasticiteit is ongelooflijk: Als er iets is wat de neurowetenschappen de afgelopen vijftig jaar hebben bewezen is het wel dat ons vermogen om ons aan te passen en te veranderen ongekend is. Mensen denken dat de menselijke natuur competetief is omdat dat het enige is wat ze zien. Als je deze competetieve (malthusiaanse-sociaal-darwinistische?) basis van de samenleving hebt en je bent erin geboren dan knaagt dat continu aan dat onderdeel van je menselijke natuur dat zelfzuchtig is. Het is dan ook geen wonder dat mensen zich op deze manier blijven gedragen. Maar om dat te verwarren met iets dat emperisch is aan de menselijke conditie en waar niet aan te ontkomen is lijkt me onterecht. Zoals Robert Sapolsky het mooi zegt: “Our nature in part, is not being particularly restricted by our nature.”

Foto’s

2 Reacties

  1. Marjan:
    14 mei 2015
    Hartstikke leuk verhaal BOAZ kan ik goed gebruiken voor ons foto album geniet van je zwerversbestaan
  2. André:
    18 mei 2015
    Leuk verhaal Boaz en mooie foto's. Doe Eelco en Marjan de groeten...en nog veel reisplezier!