KL bitches!: Visa-run's, een Chinese engel en een Bezoek aan de kerk.

26 april 2015 - Kuala Lumpur, Maleisië

Dankzij de Europese eenwording is het voor ons tegenwoordig doodeenvoudig om in één van de andere EU-lidstaten aan de bak te gaan. Hollanders die een ellendig kantoorbestaan uit stellen of er na vele jaren juist aan proberen te ontvluchten, beginnen een camping in Tjechië, een guesthousearrow-10x10.png in Portugal, gaan aan de slag als skileraar in Oostenrijk, als fietsgids in Berlijn of als honderverzorgster in Spanje.Voor studentjes is het nog eenvoudiger om, gespekt door EU-taxpoet, een minor in Zweden te volgen. En, mocht je een beetje slimme Spanjool of Griek zijn, dan zorg je natuurlijk dat je uiteindelijk werk vindt in een economisch gezonder land.

Als je iets soortgelijks in Thailand van plan bent is de kans groot, mits je voor een groot vermogend bedrijf werkt, dat je tegen een grote bureaucratische muur oploopt. Ergens in die muur zit nog wel een klein deurtje, maar dan nog mag je daar alleen met veel stempels en vrindjes doorheen. Voor toeristen is het eenvoudig: Deze krijgen een gratis visum voor 30 dagen. Gelukkig maar aangezien het een prachtig land is met veel mooie natuur, aardige mensen, prima eten en lage prijzen. Deze combinative van factoren maken het echter aantrekkelijk voor buitenlanders om langer te blijven en zelfs activiteiten te ontplooien die als ‘werk’ kunnen worden beschouwd (Je moet toch wat?).

Zodoende zijn de vele farangs (=buitenlanders) dan ook druk in de weer om op allerlei manieren telkens nieuwe visums of verlengingen te bemachtigen. Een van de meest voor de hand liggende manieren is om een kort bezoekje aan één van de naburige landen te brengen, waarbij bij terugkomst weer een nieuwe visumperiode van start gaat: de zogenaamde visa-run. Deze zijn big business: Tal van bedrijven verzorgen volledig, tot aan de juiste stempels toe verzorgde tripjes naar Maleisië of Myanmar. Voor stevige bedragen worden elke dag honderden duikinstructeurs, engelsdocenten, gepensioneerden bejaarden, obers en hoertjes in busjes de grens over geloodst. Het enige wat de bedrijven niet verzorgen is de 200baht die je zowel bij het verlaten als bij het binnenkomen, om dubieuze redenen, in je paspoort moet proppen.

Meedoen aan deze poppenkast gaf mij een goede reden om het niet zover van hier gelegen Kuala Lumpur eens te bekijken. Net voordat m’n visum verliep, stapte ik zodoende met een op internet gevonden prijsknallertje van Rammelbak Airways en een rugzak vol schone onderbroeken en sokken, het vliegtuig in. Dat over die rammelbak neem ik terug. Air Asia lijkt een prima maatschappij: alles verloopt vlekkeloos, de vliegtuigen zijn schoon en als blanke kluns van bijna 1,90 hoef je je geen zorgen te maken dat je opgevouwen in een stoeltje zit weg zweten.

Naast me nam een schattig, anderhalf meter lang en verassend goed Engels sprekend Chineesje plaats. Ze vertelde met dat ze net terug kwam van een vakantietje in Phuket maar dat ze woont in KL en daar werkt als docente Mandarijns op een privé school. Haar familie woont in Johor (in het zuiden van Maleisië) maar moet niets meer van haar hebben. Dit omdat ze zicht op haar 19de heeft bekeerd tot het Christendom en sindsdien verbonden is aan een Engelstalige kerk .

Toen ze God vroeg of die een partner voor haar zou vinden gaf die haar na veel aandringen een getal: 23. God is immers een wiskundige. Dit getal stond voor de leeftijd waarop haar prins op het witte paard Kuala Lumpur binnen zou komen galloperen, zo vertelt ze. Op een kerkbijeenkomst in KL zo’n twee jaar geleden bood het lot dan ook uitkomst en ontmoette ze haar ware liefde uit Canada, waar ze inmiddels bijna mee verloofd is. Mij is de eer ten deel gevallen om als fotograaf te funguren tijdens hun verlovings-ceremonie in Vietnam, waar ze een goedkope trouw-outfit kunnen laten maken.

Ook ik begon bijna in het lot te geloven toen hier hoog boven de wolken deze reddened engel mij een lift aanbood naar het centrum (Chinatown) en daar ook nog wel een leuk guesthousearrow-10x10.png voor me in gedachte had. Het was immers één uur ‘s nachts toen we landen en er reden geen bussen of treinen meer rond dat tijdstip.

Eenmaal aangekomen in de nieuwe, 80km van de stad afgelegen luchthaven, werd het vlieggezelschap door eindeloos, van glanzende tegels voorziene gangen geloodst alvorens in een grote shoppingmall te eindigen. Dit zou de eerste van vele worden. In KL stikt het van dit soort gladgeboende kooppaleizen, met als toppunt het winkelconglomeraat wat zich onder de Petrona Towers bevindt (KLCC).

Het broertje van de vriendin van de eerdergenoemde dame, die ons stond op te wachten in de aankomsthal, bleek de lift verzorgende chauffeur te zijn. Misschien is coureur bij nader inzien een beter woord: Met slippende banden en één handje aan het stuur verlieten we een kolos van een parkeergarage. De auto, een hybride en compact lokaal vervaardigd modelletje, kwam zo te zien zien net uit de fabriek: De helft van het interieur zat nog in plast verpakt.

Er zijn twee vliegvelden, één voor regionale en één voor internationale vluchten, die beiden ver van de stad liggen en zijn verbonden door gloednieuwe treinverbindingen en autotolwegen. Denk over dat laatste vooral niet dat dit knullig, amateuristisch, schots en scheef bij elkaar gekleide stukken asfalt zijn. KL doet, zo heb ik me laten vertellen, al een tijdje mee met andere economische grootmachten en heeft wegen die niet onder doen voor overige metropolen.

Andere auto’s leken stil te staan terwijl Schumacher met zo’n 150 km/u over de snelweg slalomde alsof het een videospelletje was. Niet alleen het stuurwiel had het te verduren: Om de paar minuten gooide die in een snelle beweging z’n hoofd zijdelings van links naar rechts; “knak, knak”. Het was donker en het enige wat ik van de omgeving meekreeg waren de vele in aanbouw zijnde en door grote bouwlampen verlichte betonskeletten, vergezeld door een leger aan bouwkranen. Tot en met het centrum aan toe lijkt de stad ‘s nergens stil te staan. Overal langs de weg wordt gewoon doorgewerkt aan nieuwe infrastructuur en goedkope arbeidskrachten uit Myanmar, Bangladesh en India zijn dan ook druk in de weer om mallen voor viaducten met beton vol te diareeën.

Eenmaal in Chinatown is het ranzig en om te voorkomen dat de ratten hun kleren eraf knagen liggen de streetfoodverkopers, bij gebrek aan betaalbare woonruimte, op hun karren te slapen. Achter de receptie van het guesthouse lag een Indiër voor pampus. Half slapend ging die me voor naar één van de met stapelbedden volgezette kamers, waar ik me bij een stel andere backpackende krenten mocht voegen. Het was lasting om het gezelschap niet wakker te maken: De onderdelen van het drie meter brede bouwval van een guesthouse en de stapelbedden die erin stonden hingen aan elkaar samen als verot beschuit. Om de ergste klappen tegen de muren op te vangen waren oude, in grote vuilniszakken gestopte matrassen aan de stapelbedframes bevestigd.

Gelukkig werd dit gekraak deels teniet gedaan door het alsmaar aanwezige, dominante kabaal van de ‘airco’: een groot aantal, tot op hun lagers versleten ventilatoren die van de gang een windtunnel maakten en zo de kamers op onderdruk brachten.

Ik had zo’n 2,5 dag KL voor de boeg waarbij ik op zaterdag wat sightseeing ging doen met oa. het oude treinstation, de Batu caves, de petronatowers en ‘s avonds een rooftopbar met wat backpackgekkies, om vervolgens op zondag met de local uit het vliegtuig op stap te gaan. Deze had me uitgenodigd om ‘s ochtends haar kerkdienst bij te komen wonen, overdag samen wat te eten en ‘s avonds een licht en fonteinshow bij de Twin towers te bezoeken (Ik noemde ze altijd Petrona towers maar de locals noemen ze de Twin towers).

Al slenterend door de stad kwam ik er al gauw achter dat KL vele malen diverser lijkt dan Bangkok als het aankomt op oa. bevolkingssamenstelling, religie en architectuur. Daarnaast spreken de locals beter Engels, zijn ze oprecht behulpzaam en beschikt de stad over een openbaar vervoerssysteem wat bijna dat van Berlijn of NYC evenaart. Nadeel lijkt het gebrek aan historie, sfeervolle parkjes en terrasjes, het duurdere eten en drinken (vooral alcohol) en het suffe uitgaansleven. De kerkdienst was het interessants. Niet alleen omdat het de eerste in mijn leven was maar ook omdat het, tot mijn grote verassing, niet echt in een kerk was.

Na zondag vroeg in de morgen met m’n nieuwe Chinese maatje te hebben afgesproken voor ‘t guesthouse, twee metro’s in en uit te zijn gestapt en wat voor mij totaal onbekend Chinees voedsel te hebben gegeten in een suburb, liepen we naar een desolaat kantorencluster. Een van getint glas voorziene deur in een nietszeggend geveltje gaf toegang tot een trappenhuis, wat op haar beurt leidde naar een lege kantoorverdieping gevuld met zo’n veertig Chinezen Christenen die allemaal niet ouder dan dertig leken.

Ik had me zelden zo welkom gevoeld toen iedereen direct naar me toesnelde om zich in perfect Engels en met een grote glimlach op het gezicht te komen voorstellen. Ze vertelden me dat een aantal bombardementen op kerken in het overwegend islamitische Maleisië de afgelopen jaren, de reden was voor deze geheimzinnige locatiekeuze. Vandaag werd gelukkig alleen ik gebombardeerd met heel veel vragen.

De stoeltjes waren allen gericht op één kant van de zaal waar geen orgel maar een partij modern muziekinstrumenten stonden opgesteld en toen iedereen had plaatsgenomen begon een 8-koppige band bijzonder goede muziek te spelen. Lekkere keyboard- en gitaarsolotjes werden afgewisseld met zich alsmaar herhalende refreintjes: ‘Majesty, Majesty. Your grace has found me just as I am. Empty handed but alive in your hands!”.

Het zitten duurde niet lang. Na het tweede coupletje stond het meerendeel uitbundig te dansen. Men wist van gekkigheid niet meer waar ze hun armen moesten laten. Een vrouwtje stond met een stel linten te wapperen en een vent met een paardenstaart op de voorste rij verkeerde in een diepe trance. Zo diep dat twee andere heren het niet onverstandige besluit namen om met de armen wijd om hem heen te staan, overduidelijk in het geval die zou bezwijken. De band stond zelf ook met half gesloten ogen (in zo lijkt het) direct contact met god maar speelde onvermoeid verder: “I worship you for who you are!”.

Na deze muzikale instralingssessie stapte de pastor naar voren: Deze kerel van begin dertig begon te vertellen waar het vorige week over ging om daarna de opbouw van de preek voor vandaag aan ons voor te leggen. Hij startte met oa. het voor Christenen nogal progressieve standpunt dat de behoefte aan het ervaren van iets bovennatuurlijks, iets is dat diep in ons DNA is geworteld.

Zou het? Wellicht functioneerde het als iets wat groepen bij elkaar kon houden en dus overlevingskansen bood en is het dus niet zomaar een evolutionair bijproduct? Of misschien toch wel en vonden vrouwtjes zweverige mannetjes voor een lange tijd gedurende onze evolutie gewoon woest aantrekkelijk, waardoor het zweverigheidsgen de genenpool is gaan overheersen. Afijn, ik sluit niet uit dat die gelijk heeft: In Nederland staan elke zomer, onder begeleiding van muziek, duizenden mensen tegen elkaar aan gedrukt om, al dan niet onder invloed, te dansen en te zingen. Men voelt zich één met de rest: Iederaan gaat op in een gevoel wat ze niet kunnen beschrijven, in de muziek, de massa, in iets bovennatuurlijks?

Voordat hij overging op wat levendig vertelde anekdotes over zijn zoontje en de omgangsvormen die hij hem probeerde bij te spijkeren aan de hand van wat bijbelse teksten die één voor één op zijn powerpoint verschenen, werd ik nog eens uitgebreid welkom geheten en werd me gevraagd voor deze groep wat over mezelf te vertellen. En, indien mogelijk, (Ooo Jesus!?) hun te vertellen wat ik geloof.

Ik vond het Christendom een prima geloof maar vroeg me wel altijd af wanneer ze het in de praktijk zouden gaan brengen? (flauw grapje) Deze groep lijkt het te zijn gelukt en neemt een standpunt in dat even progressief is als hun kerk-locatiekeuze. Ze maakten indruk op me door de mooie tijdloze waardes van het geloof in een moderne context te plaatsen en de nadruk te leggen op de allegories in de teksten die vaak mooie boodschappen hebben.

Vanwege dit aangename gebrek aan dogmatiek had ik het idee dat ik vrijuit kon spreken. Echter, om eerlijk te zijn heb ik naast wat wetenschappelijke feitjes en de overtuiging dat ik hetero ben, geen idee wat ik precies geloof. Hoe dan ook, door dit vertellen, zou ik geen recht doen aan deze bijzondere (en gezegende?) ochtend. Dientengevolge probeerde ik op een wat meer weldoordachte visie met betrekking tot datgene wat ik ‘geloof’ uit te komen.

Ik vertel dat het me een ongezonde ontwikkeling lijkt dat men in de hedendaagse samenleving getraind wordt om te letten op individuele verschillen, waardoor je bij het kijken naar iemand anders onmiddelijk denkt: ‘Diegene is dom, slim, knap, lelijk, jong, oud, etc.’ Het gevolg daarvan is dat je anderen gaat zien op de paar manieren waarop jullie van elkaar verschillen in plaats van dat je let op de vele overeenkomsten die je met iedereen deelt. We zijn daardoor geneigt anderen als iets afzonderlijks van onszelf te behandelen, naar gelang de categorie waarin je ze hebt ingedeeld. Het mooie van een ‘bovennatuurlijke ervaring’, wat wat mij betreft van alles kan zijn (wanneer je bv. een mooi moment ervaart of deelt, een glimlach uitwisselt, samen muziek luistert, een gesprek hebt, etc), is dat je inziet dat je veel meer overeenkomsten dan verschillen met elkaar deelt. En je beseft dat datgene wat essentieel is in jezelf, ook essentieel is in een ander: Het geloof dat er niet echt een ‘ander’ is, het is allemaal één.

Ik geloof dan ook dat deze ‘bovennatuurlijke ervaring’, dit besef, een belangrijk element is in het nieuwe bewustzijn dat zich hopelijk gaat ontwikkelen. Eentje die de planeet als één ziet en erkent dat een planeet die met zichzelf in conflict is, gedoemd is. Is dit bewustzijn haalbaar binnen het huidige sociaal economisch raamwerk? Daarover later meer..

‘S avonds, nadat ik had gelunched met m’n nieuwe kerkvrienden, liep ik met m’n verloster naar de fontein- en lichtshow bij de de Petrona Towers. Ik bedankte haar uitgebreid voor het feit dat ze zo gastvrij en aardig was en me een bijzondere inkijk heeft gegeven in haar wereld. Ze was de derde person op deze reis, na de Maleisiër in Bangkok en de collega bij het GRP, die ik bewonderde om hun positiviteit, hun ‘geloof’ en hun missie. Onderweg, ergens in één van de ondergrondse gangen die leidde naar de metro terug, wees ze me op een poster met daarop een quote van Timothy Ferris: “When you try to do something big it’s hard to fail completely.”

Amen.

Foto’s

1 Reactie

  1. Irma:
    3 mei 2015
    mooi verhaal Bo, er kwam een lied van Ramses Shaffy in m'n hoofd nadat ik het had gelezen....blijf je verwonderen!