Bangkok dag 2: Thaise mensen, Wat Arun en Haters

21 januari 2015 - Bangkok, Thailand

Onze wereld en dus ons leven is ingewikkkeld geworden. Zouden we daardoor zijn gaan denken dat we zelf ook ingewikkeld zijn? Ik houd mezelf graag voor dat gewoon een stel simpele apen zijn wiens levens gedicteerd worden door strikte natuurwetten, en lees uitsluitend literatuur die dat standpunt onderbouwd. Dat geeft me rust.

Kijkend naar Thaise mensen vlat met het volgende op. Bij een typische aziaat dacht ik al snel aan een schoon mens, een egaal gezicht, een prachtige gestalte, maar ook een zekere gratie en een edele houding. Deze eigenschappen lijkt de Thaise stedeling te ontberen: Men loopt in confectiekleding, is luidruchtig, kijkt wat indolent uit z'n ogen, heeft een brede Bantu-oerwoudneus en een naar achter hellend neanderthaler-voorhoofd. 

's Ochtends had ik zin om de rivier die door Bangkok loopt te gaan bekijken. Ik verwachtte een nette toeristenboulevard; dit bleek niet het geval. De oever wordt gedomineerd door allerlei laad- en lospunten, vanuit waar de miljoenen winkeltjes en kraampjes bevoorraad lijken te worden. Aan de overkant van de rivier ligt Wat Arun; een tempelcomplex/graftombe wat doorgaat, mede dankzij zijn ligging aan de rivier, voor de meest imposante van Bangkok.

Toeristen komen van over de hele wereld om de steile trappen van deze rots te trotseren. Bouwkundig stelt het weinig voor: Het is een volledig dichtgepleisterde piramidevormige blokkentoren waarvan elke vierkante centimeren is beplakt met stukjes kapotgeslagen geglazuurd keramiek en spiegeltjes. Booskijkende stenen standbeeldjes staan rondom het gebouw om de bozen geesten buiten te houden. na het ding te hebben geklommen en het pondje terug over de rivier te hebben gepakt, besloot ik de rest van de middag in het teken te zetten van mijn zoektocht naar een bus/trein/vlieg-ticket naar Phuket.

De straten van Bangkok ruiken allemaal naar een combinatie van etensgeuren en brandstofdampen. Iedereen moet ergens heen met z'n brummer, TukTuk of auto. Bangkok is 1 van die ontwikkelingssteden die de laatste olievoorraden er in een ongekend hoog tempo doorgeen jaagt. Kunstmatige werkloosheid, inefficiënte inzet em verdeling van materiaal en materieel, iedereen moet overleven en alles staat in het teken van groei. We stevenen met z'n allen op een muur af en de laatste ladders die we nodig hebben om eroverheen te klimmen zijn we aan het verbranden. We zijn de uit het ei gekropen vogel die het eiwit nog aan het eten is terwijl die eigenlijk al had moeten kunnen vliegen (R. Buckminster Fuller, Ruimteschip Aarde).

Bij het koninklijk paleis sprak ik een TukTuk chauffeur aan of die me kon vertellen hoe ik Phuket moest komen. De jongen, die waarschijnlijk 1 van de vele oplichters was zei dat ik naar een toeristencentrum van de regering moest (Hee Haa) en stelde voor dat ik een TukTuk pakte. Vooruit dacht ik, één keer in zo'n ding zitten hoort erbij. Ik sprak een schappelijk prijsje af en slingerde een paar kilometer door het verkeer heen alvoren ik bij een kantoortje aankwam, naar binnen werd geloosd en voor een bureautje met daarachter een vent in een pak werd gezet. Hij probeerde me een ritje voor 1900 Baht aan te smeren waarop ik zei dat ik dat te duur vond. Hij deed alsof die verbaasd was. Ik vond het wel weer leuk geweest, liet hem zitten en liep weg als Robert de Niro in Heat.

Nu was het tijd voor een serieuze poging. Zelf vind ik reizen per trein het leukst en begon zodoende aan een wandeling door de smog (lees: straten van Bangkok) naar het treinstation. Daar heb ik bij de State Railway of Thailand een 2de klas ticket gekocht voor zowel de trein van Bangkok naar Surat Thani als de bus van Surat Thani naar Phuket (prijs: 1080 Baht). 

Na een tukje in het guesthouse en een bord Pad Thai, de Thaise equivalent van een boterham met kaas, ben ik op het terras gaan zitten met mijn nieuwe vriend die ik de avond ervoor had ontmoet. Een paar jaar geleden had die het geloof naast zich neergelegd, besloot dat die homo was en heeft zichzelf de nobele missie meegegeven om mensen het volgende te doen laten inzien: 'try not to hate but to dislike'. Mensen kun je alleen langzaam veranderen, zo stelt hij, 'By using babysteps'. 

Waarom precies deze boodschap vroeg ik me af. 

Maleisië wordt hoofdzakelijk bevolkt door moslims, een groot gedeelte daarvan is zeer antisemitisch. Er zijn zelfs mensen die shirts van Hitler dragen en met hem sympathiseren, zo vertelt hij. Een paar jaar geleden had hij in India een stel Israëliërs en dus Joden ontmoet waar hij lange tijd mee optrok, net toen Israël een schip met moslims die onderweg waren naar Gaza had aangevallen (uit verdediging) (2009). Toen hij terug kwam in Maleisië was men (incl. zijn familie) vol haat, er hing zelfs een groot spandoek waarop stond dat Hitler de klus niet goed had geklaard. Naar aanleiding hiervan besloot hij, tot grote afkeer van zijn familie, om het haatdragende geloof voorgoed vaarwel te zeggen.

Foto’s

1 Reactie

  1. Teun van Dooren:
    26 januari 2015
    Interessante zeer boeiend geschreven verhalen Boaz, je weet het mooi te verwoorden allemaal. Heb een soortgelijk gesprek gehad met een Maleisiër en stond ook even te kijken toen hij zijn paspoort liet zien met daarin de tekst "This passport is valid for all countries except Israel". Ook heerlijk dat ze Israël officieel niet niet erkennen als land maar zich in die zin al volledig tegenspreken. Jammer dat het er niet meer van kwam om bij te buurten voordat je vertrok maar ik ga je volgen en stel voor dat we dat na je reis doen! Enjoy, absorb, analyse and share, I like!